Het Collegium Illustrissimum Hermandad is het oudste dispuut van Unitas S.R. en staat sinds jaar en dag den Senaat bij op officiële en officieuze aangelegenheden. Als illustere rots in de branding van de hedendaagse studentenmaatschappij voert zij haar taak te waken over het uitdragen en voortbestaan van de traditionele gebruiken binnen de vereniging vol trots en overtuiging uit, opdat de normen, waarden en identiteit van de authentieke student nimmer verloren zullen gaan.
Een exacte oprichtingsdatum is niet bekend, maar vaststaat dat er eind negentiende eeuw, in de tijd van De en Het Bond, al sprake was van een Ordecommissariaat. Ordecommissarissen werden per gelegenheid door het Bondsbestuur gevraagd te assisteren bij vergaderingen, diesvieringen en andere verenigingsactiviteiten. Vanaf 1911 tot aan de Tweede Wereldoorlog werd het Ordecommissariaat strakker georganiseerd en vervulden ordecommissarissen structureel hun taak onder supervisie van de Pro-rector Senatus. De oorlog zorgde echter voor een breuk met het verleden in het verenigingsleven en vele tradities en gewoonten dreigden verloren te gaan. Daniël de Moulin, tijdens de Oorlog Praeses van het geheime verzetsbestuur van USR (het zogenaamde College van Ephoren) zet zich in 1946 daarom tot het schrijven van een handboek voor het Ordecommissariaat. Hij werkte er drie jaar aan en in maart 1949 was het af: het nulde jaar naar DdM, aldus de jaartelling van het CIH. Het handboek bevat onder andere een blauwdruk op basis waarvan het CIH vandaag de dag nog is georganiseerd.
Het Collegium Illustrissimum Hermandad (CIH of Het Collegium) is het oudste studentendispuut verbonden aan de Utrechtse studentenvereniging Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina. Het dispuut bewaakt binnen de vereniging de orde en het protocol tijdens protocollaire gelegenheden als de Algemene Ledenvergadering, de plechtige inauguratie van nieuwe leden en het Novitiaat. Daarnaast begeleiden de ordecommissarissen van het CIH de Senaat van Unitas S.R. bij officiële gelegenheden. Buiten de vereniging begeleidt het Collegium plechtigheden als de ceremoniële opening van het academisch jaar van Universiteit Utrecht, uitreikingen van eredoctoraten en leerstoelbenoemingen (bijvoorbeeld het eredoctoraat van Juan Carlos in 2001 en de benoeming van Professor S. Mansoob Murshed op de Prins Clausleerstoel in 2003).
Het ordecommissariaat is zo oud als de groeperingen
die eind 19e eeuw geleid hebben tot de oprichting van Unitas S.R. (1911): Forsete Wara (1879), Het Utrechtsche Studenten Bond (1884) en De Utrechtsche Studenten Bond (1895). Het ordecommissariaat zoals dat vandaag de dag door het Collegium Illustrissimum Hermandad wordt ingevuld, is in de periode 1946-1949 vormgegeven door Daniël de Moulin: de Tweede Wereldoorlog had een gat geslagen in het collectieve geheugen van de vereniging en De Moulin besloot daarop de manier waarop het ordecommissariaat werd ingevuld voor de oorlog op papier vast te leggen. Het CIH voert sindsdien alzo haar ordecommissaristaken uit onder leiding van de Praefect, tevens Orde-Praefect van Unitas S.R. In de loop van de jaren is het ledenbestand uitgegroeid tot circa 250 mannelijke leden.
Een bijzondere vermelding is op zijn plaats voor de grondlegger van het CIH in zijn huidige vorm, Daniël de Moulin. Naast zijn onmisbare bijdrage aan de wederopbouw van de vereniging Unitas S.R. was hij ook tijdens de oorlog zeer actief in het studentenverzet. Het verzet in Nederland vond in eerste instantie op kleine schaal plaats:
Op 31 augustus 1941 werd in de nachtelijke uren op de 64 meter hoge schoorsteenpijp van de Gooische Stoomwasserij met enorme letters de woorden ‘Oranje Boven!’ geschilderd. Wie destijds de euvele moed had om onder de ogen van de Duitse bezetters deze provocerende tekst aan te brengen, werd lang na de oorlog pas bekend.
Het waren de broers Daniël (rechts) en Peter (links) de Moulin die in het holst van de nacht de ouderlijke woning in het Rembrandtkwartier hadden verlaten om naar het terrein van de wasserij aan de Jan ter Gouwweg te sluipen. Peter, slechts gekleed in een zwembroek, op gympies en met een pot verf aan een touw om zijn middel, had de letters erop gekalkt. Daan, gewapend met een ploertendoder, hield de wacht.
Het schilderwerk was de volgende ochtend tot ver in de omtrek te zien. De schoorsteen werkte als een magneet op de inwoners van Naarden en Bussum. De Duitsers eisten onmiddellijke verwijdering van de tekst. Toen dit met boenders niet lukte, werd de tekst met verf in de kleur van de schoorsteen bedekt.
Het huis van de Moulin in Utrecht aan de Brigittenstraat 20A, was tijdens de oorlogsjaren een centrum van studentenverzet. Zo was het een verzamelpunt voor de diverse koeriersdiensten en later in de oorlog, nadat de Moulin als Engelandvaarder naar het Verenigd Koninklijk was vertrokken, werd er een illegale telefooncentrale in het pand gevestigd. Ook vonden er meer luchtige activiteiten plaats: de installatie van nieuwe eerstejaarsleden van USR en recepties voor toneelvoorstellingen van de USTV. Ook verenigingseigendommen, die in de nachtelijke uren uit handen van de Nationale Jeugdstorm vanuit een gevorderd Symposion werden geroofd, vonden hier een veilige plek. Onder deze verenigingseigendommen bevond zich onder andere het Senaatsmeubilair, waar de Senaat van U.S.R. tot op heden dankbaar gebruik van maakt.
De bekende Duitsche schrijver, advocaat en filosoof Goethe liet de hoofdpersoon
in zijn beroemde Faust al zeggen: ‘Geen uiterlijke vorm van beleefdheid, of
hij heeft een diepe, zedelijke grond.’ Daarmee gaf hij te kennen in te zien dat
etiquette meer is dan een verzameling regels die de omgang beheerst tussen
beschaafde mensen. De essentie van de etiquette is gestoeld op het wederzijds
vertrouwen. Het is een voortdurend laveren tussen Scylla en Charybdis: Aan
de ene zijde loert het gevaar dat men de ander in verlegenheid brengt, aan de
andere zijde het gevaar dat men zijn eigen identiteit verloochent.
Zo schuilen er aan beide zijden gevaren. Hoe vaak treft men niet op een
feest een gast aan die zich dusdanig aan zijn gastheer heeft aangepast dat hij
daardoor is verworden tot een zwakke kopie van zijn gastheer? Het andere
uiterste is een persoon die in alles zijn onafhankelijkheid wil tonen en zo een
geforceerde figuur oplevert. Etiquette nu, is juist het streven het midden te
vinden tussen deze uitersten.
De oorsprong van het woord etiquette ligt in het Frankrijk van de zeventiende
eeuw, de tijd van Louis XIV, ‘le Roi soleil’. De kaart, welke toegang gaf tot
de roemruchte feesten aan het hof in Versailles en die werd afgegeven door
een hooggeplaatst hofdignitaris, heette ‘etiquette’. Bij de afgifte van deze
kaart werd een uiterst strenge selectie toegepast en de voorschriften en
gedragsregels, waaraan de diverse bezoekers zich hadden te onderwerpen
waren buitengemeen ingewikkeld. Iedere graaf en markies, iedere prelaat en
minister had in de wondervolle zalen van Versailles zijn eigen plaats, de een
mocht zitten, de ander moest staan. De kleding, de houding, de manier van
spreken en buigen – alles was voorgeschreven. Door deze zorgvuldige selectie
stond het hebben van de kaart gelijk aan het kennen van de omgangsvormen
die aan het hof golden. Toen Louis ouder werd en de regelmaat van de partijen
door de enorme schuld van het hof afnam, veranderde ook de functie van de
etiquette. Van de toegangskaart die zij was vóórdat de Koning zijn beruchte
oorlogenreeks zou gaan voeren met als sluitstuk zijn ‘Utrechtsche vrede’
(1713), verwerd zij daarna tot een symbool voor welgemanierdheid van de
adel aan het Fransche hof.
Ook in de twintigste eeuw neemt de etiquette nog een belangrijke plaats in ons
dagelijkse leven in. Maar in tegenstelling tot vroeger is het meer een quaestie
van begrijpen dan van leren, een uitputtende behandeling van elke denkbare
situatie kan men niet verlangen. Want hoe dient men zich nu te gedragen tijdens
een galadiner of een afstudeerreceptie, een golfpartij of picknick? En waarin
verschilt een conversatie met uw locale slager in die met een Senator?
Een goed student weet dat de collegezaal zeker niet de enige plaats is waar te
leren valt. De meeste wijsheid doet u op de sociëteit op in conversaties met
ouderejaars aan de toog. Zo ook met betrekking tot de omgangsvormen in het
algemeen en die op Unitas S.R. in het bijzonder.
Weest er bedachtzaam op dat in verschillende milieus ook verschillende
omgangsvormen en kledingvoorschriften gelden, doch dat alle milieus beheerst
worden door de etiquette: een paar versgewassen witte sokken mogen op uw
sociëteit dan ongepast zijn, tijdens een goede partij cricket zullen ze niet
misstaan!